“Ik durf niet meer met mijn rug naar deze klas te gaan staan om iets op het bord te schrijven of een individuele vraag te beantwoorden aan iemands tafel”, zegt één van de docenten.
We zitten met het hele docententeam bij elkaar aan een grote tafel. Het is een week nadat ik kennis heb gemaakt met een moeilijke klas, een klas van vijftien jongens van tussen de veertien en zestien jaar oud. Ik liep een hele dag met ze mee, bezocht hun lessen.
Aan het einde van die dag zit ik lang met de jongens praten. Elk antwoord op elke vraag die ik stel, maakt één ding duidelijk: de jongens voelen zich onveilig, voelen zich ondergewaardeerd en gekleineerd, als kleuters behandeld, zijn daarom extra op hun hoede. Het gevolg is dat ze zich wapenen op allerlei manieren door te schreeuwen en te schelden door de klas. Ze luisteren niet naar de docent, ze gooien met alles wat maar voor handen is, ze dreigen verbaal en fysiek.
De docenten vertellen me dat ze in deze klas niet meer weten wat ze moeten doen. Ze weten niet hoe ze het tij moeten keren. De druk vanuit de groep is te groot, ook de docenten voelen zich onveilig. Pratend over wat er met hen gebeurt als ze onveiligheid ervaren, vertelt één van de docenten hoe hij teruggrijpt op wat veilig voelt: de lesstof, de structuur van het verloop van een les van begin tot einde, opstarten, uitleggen, werken. Naarmate het spannender wordt, neemt bij hem de neiging toe om zich te verbergen achter vakinhoud en de schijnveiligheid van de structuur. Het tegenovergestelde gebeurt juist, het gevoel van onveiligheid neemt toe.
Een jaar geleden kwam ik een filmpje tegen waarin dr. Edward Tronick, psycholoog aan de University of Massachusetts in Boston, uitleg geeft over zijn zogenaamde ‘Still Face Experiment’ (zie onderaan dit bericht).
In het eerste gedeelte van het experiment speelt en praat een moeder met haar baby. De moeder en het kind zijn op allerlei manieren met elkaar in contact. Door middel van gebaren, mimiek, lachen, wijzen, kijken proberen ze samen hun intenties en emoties te coördineren. Er is sprake van werkelijk contact en interactie. Ze hebben letterlijk en figuurlijk oog voor elkaar en elkaars bedoelingen. Ze zijn nieuwsgierig en willen van elkaar weten wat er in de ander omgaat.
In het tweede deel van het experiment krijgt de moeder de opdracht om het kind wel aan te kijken, maar met een neutrale blik, zonder mimiek, zonder emotie. Meteen reageert de baby daarop. De baby probeert de aandacht van haar moeder te trekken. Met een lach en met plezier benadert ze haar moeder. Moeder houdt haar neutrale blik, reageert nergens op en sluit zich af. Naarmate de tijd verstrijkt en het kind nog geen enkele reactie krijgt, wordt de manier waarop ze in contact probeert te komen met haar moeder steeds negatiever. De baby kermt, schreeuwt, gilt, wendt zich ook af. Er is geen contact meer tussen hun tweeën, terwijl ze wel tegenover elkaar zitten.
Dit beeld gebruik ik om de docenten te laten nadenken over de manier waarop zij wel of niet met de jongens uit de klas in contact zijn. Contact is in mijn optiek een van de belangrijkste voorwaarden om met leerlingen in veiligheid te kunnen werken. Pas als het contact er is, kan vertrouwen en dus veiligheid groeien.
Het is aan docenten om na te denken over wat leerlingen van hen verwachten, hoe deze verwachtingen zijn ontstaan en hoe de docent daarop kan reageren. Ze kunnen nadenken over vragen als: wat verwacht deze leerling van volwassenen? Hoe is deze verwachting ontstaan? Wat betekent dit voor zijn gedrag en hoe reageer ik daarop als docent? Of: wat denkt en voelt dit kind? Hoe kan dat zijn gekomen? Wat doet dat met mij als docent? Ook: hoe kan ik dit kind laten zien dat ik hem niet in de steek laat, wat er ook gebeurt? En: hoe kan ik samenwerken met deze leerling? Hoe kunnen we gemeenschappelijkheid in ons doen en laten ontdekken?
Om een start te maken met het herstellen van contact en het vergroten van onderling vertrouwen hebben docenten en leerlingen een dag lang samen allerlei activiteiten ondernomen die gericht waren op het leren kennen van elkaar en op samenwerking. We hebben geluncht, een spel gespeeld waarin persoonlijke kenmerken en feiten uit ieders leven een rol speelden en we hebben gesport in gemengde teams: docenten en leerlingen door elkaar. Op een gegeven moment waren sommige leerlingen zelfs letterlijk aan het stoeien met een paar docenten. Iedereen kwam werkelijk nader tot elkaar.
Aan het einde van deze dag heb ik leerlingen en docenten niet alleen gevraagd wat ze ervan vonden, maar heb ik ze laten opschrijven wat de grootste opbrengst was in hun ogen en welke wens ze nog hadden. De reacties waren hartverwarmend: “We hebben vandaag veel gelachen.” “We hebben elkaar vandaag beter leren kennen.” “We hebben vandaag echt contact gemaakt.” “Ik wil dat mijn leraren in de les net zo zijn als vandaag.” De docent die eerder zei dat hij de klas zijn rug niet wilde toekeren schreef: “Ik wil het gevoel van vandaag terug laten komen in de lessen die ik geef.” Wauw…. wat moedig. Er was geen mooier voornemen waarmee hij het nieuwe jaar kon beginnen.